Enkele jaren geleden maakten we een bergwandeling naar een bergtop van 2000 meter in de buurt van ons vakantie adres. Tijdens het grootste gedeelte van de wandeling zagen we ons doel niet. Maar we vertrouwden erop dat het gemarkeerde pad ons bij de top zou brengen. Het pad was niet makkelijk begaanbaar, het steeg behoorlijk, was rotsig, oneffen en bezaaid met losliggende stenen. Wat een inspanning kostte het om boven te komen. Steeds vaker stopten we om even op adem te komen.

Halverwege de helling wilden mijn dochter en ik het opgeven en genoegen nemen met wat we al bereikt hadden. Maar mijn man moedigde ons aan om door te gaan. Volgens hem konden we de top best bereiken. Kleine stappen, rustig lopen, dan zou het ons zeker lukken. Samen gingen we verder, elkaar aanmoedigend en aanwijzingen gevend.  Er was iemand die geloofde dat we het konden.

Uiteindelijk stonden we op de top en keken om eens heen. We hadden niet alleen ons doel bereikt, maar kregen ook nog eens een adembenemend mooi uitzicht cadeau.

Zo gaat het vaak in het leven. Het doel lijkt ver weg. De weg er naar toe onbegaanbaar. We ploeteren voort, zwoegend en zwetend. Het plezier is ons allang vergaan. Genieten is er niet meer bij. Totdat we leren focussen op die ene stap.

Ik hoef maar één stap tegelijk te zetten. Een kleine stap. Een stap die ik aankan. Een stap die mij voldoening geeft en waar ik van mag genieten.

 

“Wat zullen ze wel niet denken? Dat ik gek ben geworden?” Ik ben op bezoek bij een oudere dame. We zitten op haar balkon, drie hoog, met uitzicht op een druk kruispunt. Overal om ons heen staan potten met bloeiende planten. Er is nog maar net ruimte voor een zitje.

Aan de balustrade hangen bakken vol begonia’s. En satéprikkers. Die blijken bedoeld om de duiven op afstand te houden. Al maandenlang dagelijks terugkerende bezoekers. In de winter om het gestrooide zaad van de tuintafel te pikken. Gezellig samen ontbijten! Later in een poging een nest te bouwen. Daar werd echter al snel een stokje voor gestoken. Teveel duivenpoep.

Nu genieten de duiven van de oranje begoniabloemetjes. Een delicatesse. Hier probeert de dame ook een stokje voor te steken. Vandaar de satéprikkers. Er blijven te weinig bloemen over om zelf van te genieten. Helaas helpen de stokjes niet echt. “Windmolentjes dan?” opper ik enthousiast. Ik zie het al helemaal voor me. Van die leuke, kleurige molentjes op een stokje.  In elke bak één. Dat gedraai en geratel zal de duiven vast op afstand houden.

De dame ziet het echter niet zo zitten. “Molentjes!? Hoe bedenk je het? Wat zullen ze wel niet denken?”  Wie zijn ‘ze’? vraag ik mij hardop af. “De mensen natuurlijk.” Domme vraag.  Mensen die passeren op het kruispunt en toevallig omhoog kijken naar dat balkon drie hoog. Natuurlijk. ‘Ze’ zullen die molentjes maar zien, op het balkon van deze oude dame. ‘Ze’ denken dan vast dat desbetreffende dame gek is geworden. Waar maakt ze zich druk om!?

Dat is iets wat vaak gebeurt. Ikzelf maak mij er ook wel eens schuldig aan. Mij druk maken over iets wat ‘ze’ misschien wel (of, veel waarschijnlijker, helemaal niet) zullen denken. And so what? Lekker laten denken! Ik hoef geen verantwoording af te leggen aan ‘ze’. En al zou ik dat wel moeten…..

Ik kan het niet iedereen naar de zin maken. Als ik mijn oor laat hangen naar de één, verklaart de ander mij voor gek. En vice versa. Het leidt nergens toe. Daarom staat er tegenwoordig op mijn bureau een grote pot NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander. Als geheugensteuntje. Dit scheelt mij veel energie en stress. Energie die ik beter kan gebruiken voor andere dingen. Op bezoek gaan bij een oude dame bijvoorbeeld.

Vrolijk komt ze mijn kantoor binnen huppelen. “Hoe is het met je vliegtuigjes? Heb je ze nog? Zal ik er nog één maken?” Daar is Femke weer; altijd gezellig, altijd zin in een praatje. Ze komt regelmatig langs in mijn kantoor. Om even te kletsen, een knuffel te halen of vliegtuigjes te vouwen.

In dat laatste is ze goed, van haar vader geleerd. Die kan het al 300 jaar.

Ik heb de eer om het geheim van het ultrasonische bestuurbare papieren vliegtuigje te leren kennen. Femke leert mij hoe ik hem kan vouwen. Zij doet voor en ik doe het na. Vouw voor vouw. Het is niet echt makkelijk. Knap dat die kleine priegelvingertjes dit voor elkaar krijgen.

“Fouten maken mag,” stelt ze me gerust, “zeg het maar tegen mij dan los ik het wel weer op.”

Dit meisje weet het al vroeg te benoemen: fouten maken mag.
Iets waar wij volwassenen nog wat van kunnen leren.

Wij denken dat fouten maken een ramp is. Hoe vaak gebeurt het niet dat ik een lesobservatie doe en dat de leerkracht stijf staat van de spanning uit angst dat hij een fout maakt.

Wanneer accepteren we eindelijk eens van elkaar en onszelf dat fouten erbij horen. We kunnen ons erdoor laten verlammen, zodat het alle plezier uit ons zuigt.

Maar we kunnen ook simpelweg accepteren dat fouten maken erbij hoort. Van fouten leer je. Ze zijn over het algemeen niet onoverkomelijk.

En gebeurt het toch? Dan is het maken en aanvaarden van excuses iets wat er ook gewoon bij hoort.

Mag jij fouten maken van jezelf? Of probeer je ze krampachtig te vermijden met alle gevolgen van dien?

“Jij bent echt dom!”
Het zal je maar gezegd worden. In zulke duidelijke taal. Niet echt goed voor je eigenwaarde.

Het is warm. Ik heb mij met een kan citroenwater en een tijdschrift teruggetrokken in een schaduwhoekje van de tuin. Vlak naast mij staat een ouderwetse zinken teil. Daarin zit mijn driejarige dochter. In haar zelfgekozen nieuwe bikini.

Met een bekertje schept ze water vanuit een emmer in de teil.  En weer terug. Ik geniet stilzwijgend van het tafereel. Een zeldzaam vredig moment.

Even later schuift er een wolk voor de zon. Er steekt een briesje op. Het is gelijk een stuk koeler. Wat mij betreft nog prima, maar wellicht niet als je in een bak water zit. “Wil je een t-shirt aan?” vraag ik daarom aan dochterlief. Ze schudt ontkennend haar hoofd en gaat onverstoorbaar door met het scheppen van water.

Ze heeft het niet zo snel koud, dus laat ik het zo. Even later zie ik haar echter huiveren. Ik vraag het dus nog maar een keer: “Wil je je t-shirt aan? Dat is lekker warm.” Ze kijkt enigszins verstoord op: “Jij bent echt dom! Als ik het niet wil, dan wil ik het ook niet!” Onomwonden. Recht voor zijn raap. Niks diplomatiek gedoe. Gewoon zoals het is. Duidelijke mening. Duidelijke grenzen.

Daar kan ik nog wat van leren. Grenzen aangeven is niet mijn sterkste punt. Zeker niet met de opdracht tot naastenliefde in mijn achterhoofd. Ik wil er zijn voor anderen. Dat botst nog wel eens met mijn eigen behoeften.

Laatst nog. Iemand vroeg mij om even wat boodschappen voor haar te doen, ze had zelf niet zoveel tijd. Natuurlijk, kleine moeite. Ik woon dicht bij de supermarkt. En ja, ik wil ze ook nog wel even langs brengen als ik toch op de fiets zit.

Voordat ik het wist had ik alweer iets toegezegd. Daar ging de tijd voor mijzelf. Tijd die ik toch echt even nodig had. Dom dom dom.

Ik kan niet voor een ander zorgen als ik niet eerst goed voor mijzelf zorg. Dochterlief is soms wijzer dan ik.

In de schoorsteen van de overburen zit een nest. Een kraaiennest. Met jongen. De kraaien zorgen goed voor hun kroost. Ze vliegen af en aan met overvolle snavels.

Zoals het goede ouders betaamt zorgen ze niet alleen voor voedsel, maar waken ze ook over de veiligheid van hun jongen. Niemand mag ook maar enigszins in de buurt komen. Dat het een hele klim is naar het hooggelegen nest, maakt voor hen niets uit.

Ontwaren ze diep beneden zich potentieel gevaar dan bedenken ze zich geen moment en gaan erop af. Met veel geklapwiek en luid gekrijs scheren ze rakelings over de hoofden van nietsvermoedende voorbijgangers. Alles om hun naakte kwetsbare jongen groot te brengen.

De overbuurman is wat minder nietsvermoedend en beschermt zichzelf met pan of paraplu als hij noodzakelijkerwijs door zijn tuin moet. Eén keer een bloedige pik van een scherpe snavel is voor hem meer dan voldoende.

Ik zit op de bank en volg het hele gebeuren met aandacht.

Dit was vorig jaar. Maar blijkbaar is het goed bevallen. Wat betreft de kraaien althans. Want ook dit jaar duiken ze weer met takjes in hun snavel de schoorsteen in. De buren zien de bui al hangen en bestellen met spoed een vogelkap.

Dat is een klap tegen de kop van de kraaien. De toegang tot hun toekomstige kraamkamer is geblokkeerd. Urenlang zitten ze zwijgend op de rand van de schoorsteen. In stil protest.

Dit jaar geen geklapwiek en gepik. De kraaien mopperen hooguit wat in hun veren. Uiteindelijk druipen ze af om op zoek te gaan naar nieuwe mogelijkheden en kansen.

Ik volg het hele gebeuren weer aandachtig vanaf de bank.

Het zet mij aan het denken: Hoe ga ik om met tegenslag  en bedreigingen? Verdedig ik mij met hand en tand? Blijf ik mopperen en klagen? Ook als dit tot niets leidt? Alleen maar energie kost  en stress oplevert?

Of durf ik het onvermijdelijke te accepteren? Om vervolgens op zoek te gaan naar nieuwe mogelijkheden en kansen? Voorlopig heb ik genoeg om over na te denken.

Genietend loop ik door het park. De zon schijnt in mijn gezicht. Vogels fladderen voorbij. In de verte klinkt het geluid van spelende kinderen en een blaffende hond. Op de achtergrond het eentonig gezoef van auto’s op de snelweg. Ach ja, het leven is nooit volmaakt.

Het meest geniet ik van de sneeuwklokjes die werkelijk overal onder de bomen te vinden zijn. Hele tapijten sneeuwklokjes, waar ik ook kijk.

Af en toe sta ik even stil om al dat moois extra goed in mij op te kunnen nemen. Dan valt mijn oog  op een groepje sneeuwklokjes. Hun bovenkant is bedekt door een dak van oud bruin samengeklonterd  blad.

Tijdens hun groei naar het warme zonlicht hebben zij met elkaar het bladerdek opgetild. Wat een groeikracht!

Ik moet denken aan mijn coachingstraject. Dat heet ook groeikracht. Mensen die zo’n traject ingaan, voelen zich over het algemeen niet echt krachtig. Ze zijn vaak moe, futloos, voelen zich teneergeslagen en zien het leven somber in. Ze hebben het gevoel dat het leven hen overkomt. Ze leven niet, maar worden geleefd.

Net als de sneeuwklokjes zijn ze bedolven onder de grauwe werkelijkheid. Ze verlangen naar het warme zonlicht, naar ruimte en vrijheid. Maar weten niet hoe. Ze missen de kracht om op te staan, te groeien en zich te koesteren in het warme zonlicht.

Toch is die kracht wel aanwezig. Diep vanbinnen verborgen. Een kracht die niet van henzelf afkomt, maar van God.

Samen met God kun je groeien, door het grauwe bladerdak heenbreken en je uitstrekken naar het licht. Om uiteindelijk vol vreugde je te koesteren in het warme zonlicht van Gods liefde. “Ik vermag alle dingen in Hem die mij kracht geeft!” (Filippenzen 4: 13)

“Ik vind het niet goed dat er zoveel aandacht voor het uiterlijk is.” Het is al een enkele jaren geleden dat de moeder van één van mijn kleuters met deze woorden naar mij toekwam.

Bij mij in de groep mochten de kinderen altijd een rondje in de kring lopen als er iets nieuws aan hun uiterlijk te bewonderen viel. Goed voor hun zelfbeeld en eigenwaarde. Deze moeder was het daar echter niet mee eens. Zij vond zoveel positieve aandacht voor het uiterlijk niet passend. Het gaat niet om de buitenkant, maar om de binnenkant.  “De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart, “ staat er immers in de Bijbel.

Natuurlijk is het waar dat het er uiteindelijk om gaat wat er in je hart leeft. Maar ik ben er van overtuigd dat, toen God de mens naar Zijn evenbeeld maakte, Hij wel degelijk oog had voor het uiterlijk. De schepping is niet voor niets zo vol variatie en kleur dat je je ogen uitkijkt.

Je mag blij zijn met wie je bent. Zowel wat betreft je persoonlijkheid als je uiterlijk. God heeft je immers gemaakt en Hij maakt geen rotzooi.

Toch kom ik ze regelmatig tegen in mijn coachingspraktijk , vrouwen die niet tevreden zijn met zichzelf. Ze vinden zichzelf te dik, hun neus te groot of juist te klein, hun tanden te scheef en hun haar krult precies de verkeerde kant op.

Voor mij heel herkenbaar. Ik ben ook vaak niet tevreden met hoe ik eruit zie. Daarom houd ik ook niet zo van het maken van foto’s. Ik sta er bijna nooit goed op. Tenminste, dat vind ik op het moment zelf. Kijk ik terug in mijn fotoboeken dan valt het allemaal reuze mee.

Op de één of andere manier zijn wij daar goed in, ons focussen op datgene waar we niet tevreden over zijn. Helemaal als het over onszelf gaat. De ander is altijd mooier en doet het allemaal beter.

Maar je waarde wordt niet bepaald door hoe je eruit ziet, door wat je doet of hebt bereikt. Jouw waarde ligt in de liefde van God. Jij bent waardevol, omdat Hij jou heeft geschapen. Jij mag er zijn.

Natuurlijk maak je fouten en heb je tekortkomingen, je bent immers zondig. Maar als je je openstelt voor je Schepper zal Hij je steeds meer maken zoals je bent bedoeld. Je mag blij zijn met wie je bent.

Jezus zegt niet voor niets “Heb je naaste lief als jezelf.” Als je niet van jezelf houdt, niet op een positieve manier over jezelf denkt, is het ook niet mogelijk om van een ander te houden. Negatief denken, brengt negatieve gedachten voort.

Hoe leer je om positief over jezelf te denken? Daarvoor moeten we terug naar het grote gebod. God zegt niet alleen jezelf en je naaste lief te hebben, maar Hij zegt ook dat je Hem lief moet hebben. Als je God lief hebt boven alles zal Hij je leren om met Zijn ogen naar jezelf en naar anderen te kijken.

Kijk dus niet afkeurend omlaag langs je lichaam, maar kijk vol verwachting omhoog naar Hem!

“Waar heb je dat dingetje gelaten!? Het lag hier!!” klinkt het beschuldigend. Ik help een vriend met het schoonmaken van zijn huis.

Als ik iets doe, doe ik het grondig. Ook als het iets is waar ik een hekel aan heb, zoals aan schoonmaken. Ik heb hem dus van te voren gewaarschuwd: “Zorg dat je alles hebt opgeruimd!”

En zo te zien is dat ook gebeurd. Ik ga dus helemaal los. In stille regelmaat poetsend en vegend. Totdat vriendlief verschijnt. Gemopper en gestamp gaan hem vooruit….

Ongemerkt ben ik opeens 30 jaar terug in de tijd. “Waar heb je het gelaten! Ik weet zeker dat het hier lag!!” klinkt het beschuldigend. Dit keer is het mijn man.

Mijn man en ik zijn nogal verschillend. Bij mij heeft alles een vaste plek. Orde in huis, is orde in mijn hoofd. Hij denkt daar wat anders over. In het begin van ons huwelijk leidde dat nogal eens tot verbale confrontaties. Hij omgeven door een donderwolk. Ik door een minstens zo grote wolk van schuldgevoelens.

Het gevolg was dat ik het hele huis op zijn kop zette. Op zoek naar dat ene dingetje. Dat vaak pas later op een hele andere plek plotseling tevoorschijn kwam. “O. Ja.”

Tegenwoordig hebben we ons aan elkaar aangepast. Hij en ik. Er zijn nog zelden dingen zoek. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat de grootste aanpassing van mijn man komt, hij ruimt alles keurig op. Meestal.

Heel soms gaat het weer mis. Dan loopt manlief te mopperen.  Maar ik trap er niet meer in;  ik laat me geen schuldgevoel meer aanpraten. Ik haal mijn schouders een keer op en ga door met waar ik mee bezig ben.

Hoe dat komt? Jaren geleden kreeg ik een eend cadeau. Een lief roze badeendje.

Het eendjes was echter niet het echte cadeau, maar de boodschap die erachter zat: Zoals waterdruppels van een eend afglijden, mag jij onterechte beschuldigingen van je af laten glijden.

Dit eendje staat nu op de plek waar ik mijn stille tijd houd. Een dagelijkse herinnering aan deze wijze les.

Bah, wat een shitzooi! Het water stroomt onder de toiletpot vandaan… Loopt de gang in… Doorweekt mijn sokken…

Oorzaak: een verstopte riolering. Geweldig timing, zo aan het eind van de zaterdagmiddag. Juist nu we op het punt staan om in de auto te stappen en ergens te gaan eten.

Wij wonen in een jaren dertig huis. Heel sfeervol, maar niet altijd even praktisch. Honderd jaar geleden deden ze de dingen nu eenmaal anders. Zo bleken bij een schilderbeurt alle deuren uniek van formaat te zijn. Het was een hele puzzel om de juiste deur weer in de juiste opening te krijgen.

Ook het rioolstelsel is niet wat wij in deze tijd gewend zijn. De aardewerk (!) buis komt uit het huis en gaat vervolgens met een hoek van 90 graden richting hoofdbuis. In die hoek hopen zich in de loop van de tijd restjes toiletpapier op. Op een gegeven moment is de buis dus verstopt en loopt hij langzaam vol met… jawel: shit.

Uiteindelijk komt het moment dat het water nergens meer heen kan en zich een uitweg zoekt het huis in. Dit keer wel op een heel ongelukkig moment. Maar laten we eerlijk zijn: welk moment is hier wel geschikt voor? ?

Er zit dus niet anders op. Manlief graaft de riolering uit, sluit de hogedrukreiniger aan en begint te spuiten. De poep borrelt tussen het zand door omhoog. En omhoog… En omhoog… Plotseling schiet de slang los en spuit de drek als een fontein omhoog. Recht in het gezicht van manlief. Op zijn bril, in zijn neus,… Dit is met recht shitzooi!

De boodschap is duidelijk: zorg ervoor dat de shit doorstroomt en zich niet op kan hopen. Want vroeg of laat barst de bom.

Wat doe jij met de shit in jouw leven? Die nare mail? Die leerling die alweer ontploft? Die collega die jou opzadelt met haar werk? Slik je je gevoelens in? Of geef je er ruimte aan?

Ik heb dat jarenlang gedaan: mijn gevoelens inslikken. Ik liet het niet merken als een ander mij raakte met zijn woorden of daden. Ik wilde sterk zijn. Want als ik dat niet was, kon dat nare gevolgen hebben…

Maar op een gegeven moment zat ik boordevol met onverwerkte emoties. Onderdrukken lukte niet meer. Ik kreeg een burn-out.

Heb je wel eens geprobeerd een bal onder water te duwen? Dat is hard werken. Een tijdje lukt dat wel.  Maar dan plopt de bal toch weer naar boven.

Zo is het ook met emoties. Je kunt ze wegduwen. Net doen of ze er niet zijn. Een tijdje lukt dat wel. Maar vroeg of laat komen ze toch naar boven. Moeten ze eruit. Is het niet goedschiks dan maar kwaadschiks.

Je kunt natuurlijk doen zoals ik deed: wachten op een burn-out. Maar je kunt ook de regie nemen en een manier zoeken om alle weggeduwde en opgestapelde emoties eruit te laten.  Voordat de boel ontploft. Dat kost tijd en energie, maar het is de moeite waard.

Wat kies jij? Neem je het heft in eigen handen of wacht je tot de bom barst?

Ik moet iets opbiechten….

Eén van de randvoorwaarden voor een gezond leven waarin stress niet de overhand krijgt, is bewegen. Maar eerlijk gezegd houd ik niet zo van bewegen. In ieder geval niet van doelloos bewegen. Eigenlijk heb ik daar ronduit een hekel aan. Daar kan ik niets aan doen, echt niet. Je houdt ervan of je houdt er niet van las ik pas in de uitkomst van een onderzoek. Het gaat vanzelf of je moet jezelf er toe zetten. Dat wordt bepaald door je genen. En laat ik nu behoren tot de laatste groep.

Als kind al had ik een afschuw van gymnastiek. Ik had er geen lol in en bakte er niets van. Het kan ook andersom zijn geweest, maar dat doet er nu niet toe. Het waren hoe dan ook voor mij de meest afschuwelijke uren op school.

En tegenwoordig heb ik trouwens helemaal geen tijd om te bewegen. Ik heb werk dat tijd en aandacht vraagt. Daarnaast nog vrienden, familie, de kerk en een huishouden. ( Dit alles overigens in willekeurige volgorde, voordat iemand daar weer een conclusie uit trekt) Echt, dit zijn geen excuses…

Bovendien wil ik ook wel eens lekker met mijn benen op de bank. Niets mis mee natuurlijk, rust is ook belangrijk. Maar de laatste tijd bedenk ik wel erg vaak een excuus om niet te gaan lopen.  Het is te koud, te nat, te donker, ik ben moe of heb gewoon even geen zin…..

En dat begint nu zo langzamerhand toch een beetje te knagen. Ik beweeg wel erg weinig zo. Er zit dus niets anders op dan mijzelf eens flink aan te pakken. Vanaf nu ga ik elke dag minstens een half uur lopen. Weer of geen weer. Zin of geen zin. Ik ga lopen. Punt. Uit.

Zo, dat staat op papier. En jij hebt het gelezen. Dus nu moet ik wel. Vanaf vandaag. Elke dag. Net zolang tot het een vaste gewoonte is geworden. Dat wordt dus een paar maanden flink doorbijten, maar daarna gaat het vanzelf is mij beloofd, net als tanden poetsen. Ik ben benieuwd.